Variant 1: Tango
Argentijnse tango ontstaat vanuit het lopen en wordt uitgebreid met geimproviseerde dansbewegingen. Er zijn geen voorgeschreven passen. De ziel van de tango zit in de muziek. Compositie, ritme, melodie en de instrumenten geven de tango zijn unieke karakter.
De vorm van de dans volgt de muziek: sommige delen worden gelopen, in andere delen is ruimte voor improvisatie. Bandoneon en contrabas vormen de ritmische laag, violen en piano spelen de melodische lijnen. Versnellingen of juist vertragingen versterken de sensualiteit. Goede dansers versnellen en vertragen, of dansen om de pauzes heen. Boven- en onderlichaam bewegen vaak in verschillende richtingen. De mate waarin dit gebeurt is afhankelijk van de gekozen dansstijl.
De verbinding tussen de danspartners, vaak “hart op hart”, wordt door veel tangodansers beschouwd als een wezenlijk kenmerk.
Vanaf het tweede kwart van de 20ste eeuw ontwikkelden zich twee varianten op de tango: de tangowals en de milonga.